Patiënten wiens huisarts bijkomend kennis heeft van complementaire geneeswijzen, hebben lagere kosten en leven langer

De studie "Patiënten wiens huisarts bijkomend kennis heeft van complementaire geneeswijzen, hebben lagere kosten en leven langer" van Peter Kooreman en Erik W. Baars is nu gepubliceerd in het Europees Tijdschrift van Gezondheidseconomie.

U kunt deze studie downloaden van  http://www.springerlink.com/content/j045w2v427006670/

Abstract.

Achtergrond: Alhoewel klinische studies zowel als verschillende empirische studies de voordelige kosten – baten verhouding van complementaire therapieën suggereren, hebben gezondheidseconomen deze complementaire geneeswijzen  te lang verwaarloosd als onderzoekingsgebied.

Doelstelling: Kosten - baten analyse van complementaire geneeskunde in vergelijking met de conventionele geneeskunde.

Methode: De gegevens van een Nederlandse verzekeraar die per kwartaal de informatie verzamelde van 150.000 verzekerden, werden gebruikt wat betreft gezondheidskosten ( zorg door algemeen geneeskundige, zorg in ziekenhuis, farmaceutische zorg en paramedische zorg), geboorte – en sterfdatum, geslacht en 6 – cijfer postcode en dit voor de jaren 2006 – 2009. De gegevens van 1913 conventionele huisartsen werd vergeleken met de gegevens van 79 huisartsen met bijkomende opleiding in acupunctuur ( 25), homeopathie (28) en antroposofische geneeskunde ( 26).

Resultaten: Patiënten van een huisarts met bijkomende training in acupunctuur, homeopathie of antroposofische geneeskunde hadden 0 – 30% minder gezondheidskosten en sterftecijfers, afhankelijk van leeftijdsgroep en soort van complementaire geneeswijze.  De verminderde kosten zijn het gevolg van minder ziekenhuisopnames en van het minder voorschrijven van conventionele geneesmiddelen.

Discussie: De lagere kosten en het langer leven zijn niet toe te schrijven aan verschillen in socio – economische status aangezien deze verschillen verkregen zijn na uitsluiting van alle mogelijke andere effecten zoals bijvoorbeeld leven in een bepaalde buurt. Onder de mogelijke verklaringen vallen selectie (mensen die weinig zin hebben in medische interventies zijn meer geneigd om te kiezen voor complementaire geneeswijzen) en betere praktijkvoering ( minder overbehandeling, meer focus op preventieve dan op curatieve gezondheidszorg) door huisartsen met kennis van complementaire geneeswijzen. Meer gecontroleerde studies (gelijkaardige studies, onderzoek gebaseerd op meer veelomvattende gegevens, kosten – baten studies omtrent complementaire geneeswijzen voor specifieke diagnostische categorieën) zijn aangewezen.